Wisseling ambtsdragers

·

In deze dienst was er een wisseling van ambtsdragers. We zijn dankbaar voor onze ambtsdragers: voor degenen die afscheid hebben genomen, voor degene die er nieuw bij is gekomen en degenen die zijn herbevestigd.

We lazen Lukas 15: 1-10. Jezus vertelt twee gelijkenissen, die beide gaan over iets wat kwijt is en weer wordt gevonden. Hij vertelt over de herder die zijn 99 schapen achterlaat om het ene verloren schaap te zoeken. En Hij vertelt over de vrouw die haar hele huis omkeert om te zoeken naar het verloren muntje. Na het vinden van het schaap, dan wel de munt, wordt er groot feest gevierd. ‘Ik zeg u: zo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die tot inkeer komt dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen inkeer nodig hebben.’ 

Wie zijn wij in deze gelijkenis? Wij zijn niet de herder. Zo zijn wij niet.. wij zijn de schapen die verdwaald zijn. wij allemaal. God is de herder. Die alles op alles zet op ons te vinden. 

Wie zijn wij in deze gelijkenis? Wij zijn niet deze vrouw… zo zijn wij niet.  wij zijn de verloren munt. Wij allemaal. God vergelijkt zichzelf met deze vrouw. Die alles op alles zet, om die ene munt te vinden. 

Wat zijn wij als ambtsdragers? Hoe zien wij onszelf? Als de rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben, omdat wij het al op een rijtje hebben, en God best blij mag zijn met ons… is dat hoe wij hoop geven? Heel vroom, maar ook heel vreugdeloos… 

Wat zijn wij als ambtsdragers? Zijn wij degene die zoekt naar dat ene schaap dat verloren is. Dat is zeker ook de bedoeling… Zijn wij als ambtsdragers niet juist geroepen om iets te laten zien van dat besef dat wij die zondaar zijn die verdwaald is, en die gered moet worden, steeds opnieuw. Is dat niet hoe wij hoop geven? door iets te laten zien van het besef dat wij het zonder Jezus niet redden. Dat we afhankelijk zijn van Hem. En dat we daarom ook iets beseffen van die vreugde bij God om ons… dat we bereid zijn om juist daarin voor te gaan, van iets te laten zien van waar wij vastlopen met onszelf, ook met al die goede bedoelingen, en al die vroomheid, dat we vastlopen; vreugde organiseren wij niet. Die komt bij God vandaan, bij de engelen, in de hemel, en als die daar begint, dan sijpelt die door naar ons.

Wat is de kerk? De kerk is niet de plek waar je je rechtvaardigheid etaleert. De kerk is de plek waar je toegeeft dat je verdwaald bent, hoe succesvol je misschien ook bent.. Het is de plek waar je kunt toegeven dat je zondaar bent. Het is niet de plek waar we elkaar vervelen met onze vroomheid. Maar waar we aan tafel zitten met tollenaars en zondaars en waarin we beseffen dat we dat zelf zijn. De kerk is de plek waar we overvallen worden door de vreugde van de hemel, om elke zondaar die tot inkeer komt. de vreugde van de hemel over jou, en over mij; over onze vriend, en over onze vijand, wanneer we tot inkeer komen en naar God gaan. Dan is er vreugde. Daar en hier.