Bij de avondmaalsdienst

·

Terwijl buiten de storm woedde vierden we binnen het Heilig Avondmaal, in de Woudtse kerk, in De Rijstuin en thuis. Wat fijn dat we ook weer samen konden komen in De Rijstuin! We lazen over Jozef, zijn vader en zijn broers, vanuit Genesis 42. De broers van Jozef gaan naar Egypte om graan te halen en ontmoeten daar Jozef. Jozef herkent hen wel; zij herkennen hem niet. Eerst zet hij alle broers gevangen, op beschuldiging van spionage. Na drie dagen laat hij hen vrij. Met de eis dat één van hen gevangen blijft, Simeon, en dat de andere broers naar huis gaan en terugkomen met Benjamin.

In wat Jozef nu meemaakt komt het verleden voor hem terug. In wat de broers nu meemaken komt het verleden voor hen terug. In wat wij meemaken, ook nu, komt het verleden voor ons terug. Je ruimt de kast op en vindt opeens een briefje. Het kan een toevallige ontmoeting zijn met iemand in de winkel, die je net zo aankijkt als die ene persoon deed. Het kan een tekst zijn in een lied dat je hart raakt. Het kan een kaart zijn dat je krijgt. Het kan een ervaring zijn op je werk, waarin je merkt: ik kan het niet, ik loop vast. En het kan zeker een tekst uit de Bijbel zijn. Waar God doorheen spreekt. Nu.

Als wij kijken naar ons verleden. Wat zien we dan? We zien een kluwen, als een grote kluwen wol waar een kat mee heeft gespeeld. Een kluwen die helemaal door elkaar is; stukjes zijn nog mooi; en hele stukken zijn zo verward en in de knoop dat wij er geen wijs uit worden. Zo is het ook met ons leven. Wij zien mooie stukjes, dingen die goed gingen en die goed gaan. Maar we zien ook wat scheef ging. Ja, ook door anderen, maar ook zeker door ons.

En kan het pijn doen. Want het kan ons doen beseffen waar wij hebben gefaald, in liefde en in geloof. En tegelijk is het genade als God het ons laat merken. Want als God ons dat laat zien, laat Hij ons ook zien dat Zijn liefde veel groter is. Want God legt zich niet neer bij onze zonde. En Hij stuurt Zijn Zoon. Die wordt in de boeien geslagen, net zoals Simeon. Alleen Simeon overkwam verder niets. Hij werd uiteindelijk vrijgelaten, hij bleef in leven. Jezus niet. Hij werd niet vrijgelaten, Hij kwam aan het kruis. Waar Hij God bad om te vergeven: ‘Vader, vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen.’ Oftewel: herinner U niet de misstappen van deze mensen; herinner U het verleden niet; denk er niet aan. En naast Hem hangt een moordenaar, die Hem vraagt: ‘Denk aan Mij.’ Denk niet aan mijn uitglijders en mijn falen. Maar denk wel aan Mij. En dat doet Jezus. en meer dan dat. ‘Vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn.’

Op de derde dag gebeurde wat de broers niet verwachtten. Ze werden vrijgelaten uit de gevangenis.

Op de derde dag gebeurde wat de mensen niet verwachten, de Romeinen niet, de Joden niet, de discipelen niet. Hij die de dood in ging en het graf om onze zonden te begraven. Hij staat daar uit op, en Hij denkt aan ons. En Hij heeft ons lief; en Hij verlost ons. Het verleden veranderen, dat kunnen we niet. Dat kan zelfs God niet. Nee, maar Hij kan wel het verleden transformeren. Zodat de angel eruit gaat. Zodat de schande verandert in glorie. Zodat het kwaad verandert in goed. Gevangenis wordt bevrijding. Dood wordt opstanding.